Deel II. Governance

18Continuïteitsparagraaf

De Medezeggenschapsraad heeft op 12 december 2017 positief advies gegeven op de HAN- begroting 2018 en de daarin opgenomen meerjarenraming 2019-2022. Diezelfde dag heeft de Raad van Toezicht de begroting 2018 en de meerjarenraming 2019-2022 goedgekeurd en het College van Bestuur heeft de begroting 2018 en de daarbij behorende meerjarenraming 2019-2022 op 19 december 2017 vastgesteld. De werkelijke 2017-cijfers zijn ontleend aan de jaarrekening 2017 (deel III van dit Bestuursverslag) terwijl de cijfers voor 2018 tot en met 2022 zijn ontleend aan de goedgekeurde begroting 2018.

De begroting 2018 is in december 2017, dus vóór de afronding van het boekjaar 2017, vastgesteld. Dit betekent dat voor 2017 in de begroting 2018 zowel voor het resultaat als voor de balans met een prognose is gewerkt. Het werkelijke resultaat 2017 is € 3,1 miljoen positiever dan het prognoseresultaat, waardoor de eindstand eigen vermogen 2017 in positieve zin afwijkt van de prognose.

Door het hogere werkelijke resultaat over 2017 en latere realisatie van kosten (en daardoor uitgaven) is de werkelijke eindstand liquide middelen € 5,3 miljoen hoger dan in de prognose aangenomen.

Om aan te sluiten op de vereisten van de regeling Beleggen, lenen en derivaten werkt de HAN met een meerjarenraming die vijf jaar vooruitblikt. Deze meerjarenraming is als zodanig in dit verslag verwerkt ondanks het feit dat er geen sprake is van majeure investeringen (meer dan 15% van de jaarlijkse totale baten).

18.1. Personeels- en studentaantallen 2017 tot en met 2022

18.2. Toelichting op de kengetallen

Studentaantallen

Met 8.466 studenten ligt de 2017-instroom van voltijdbachelorstudenten 138 studenten boven begroot niveau. Met 1.616 studenten is de 2017-instroom van bachelordeeltijd- en duale studenten 95 lager dan begroot. De 2017-instroom van masterstudenten is met 572 hoger dan begroot (461). De gunstige ontwikkeling bij de masterstudenten wordt voor een gedeelte veroorzaakt door de overgang van onbekostigd naar bekostigd masteronderwijs bij twee opleidingen waardoor al studerende studenten conform definitie als nieuwe instroom worden geteld.

Voor 2018 wordt bij het bacheloronderwijs een instroom verwacht die ongeveer 150 lager is dan de 2017-instroom. De verwachte masterinstroom is 482. Meerjarig wordt op HAN-niveau een instroom verwacht die jaarlijks tot en met 2021 met ongeveer 100 studenten per jaar daalt. In deze meerjarenraming is de instroomverwachting voor deeltijd- en duale bachelorstudenten in 2020 ongeveer 500 lager dan in de vorige meerjarenraming. De bachelorvoltijd- en masterinstroom liggen ongeveer op hetzelfde niveau.

Op basis van de demografische ontwikkeling is de verwachting dat het aantal studenten tot 2019 nog licht groeit en dat de HAN in de jaren daarna (daling van de instroom) met krimp van het aantal ingeschreven studenten te maken zal krijgen, waarbij voor 2022 een aantal ingeschreven studenten wordt verwacht dat ongeveer op het huidige niveau ligt.

Personele bezetting

Samenhangend met de ingezette bezuinigingen is in 2017 door natuurlijk verloop het aantal fte in loondienst met 63 fte gedaald ten opzichte van december 2016 en daarmee ook 48 fte lager dan begroot voor ultimo 2017. Het jaar 2018 laat, samenhangend met het ruimere financiële kader, een stijging van personeelsaantallen zien tot het niveau van ultimo 2016. De stijging vindt plaats bij onderwijzend personeel. Ten opzichte van de oude meerjarenraming is de verwachting dat de personeelsstand in 2020 ruim 100 fte hoger zal zijn. Omdat de kwaliteitsafspraken op instellingsniveau (Regeerakkoord) nog moeten worden gemaakt is voor de meerjarenraming aangenomen dat de extra Rijksbijdrage uit de studievoorschotmiddelen vooral in extra personeel zal worden ingezet. De personele groei betreft derhalve een indicatie die bij concrete invulling kan wijzigen.

18.3. Geconsolideerde balans 2017 tot en met 2022

De ten uitvoerlegging van de strategische meerjarige investeringsagenda (investeringen in huisvesting, ICT, HR en marketing) is in de meerjarenraming verwerkt. Ondanks de tenuitvoerlegging van de strategische investeringsagenda zijn de investeringen in de komende jaren lager dan de afschrijvingen, waardoor per saldo een daling van de vaste materiële activa plaatsvindt. Omdat goedkeuring van de afzonderlijk deelplannen nog wel moet plaatsvinden, kunnen er wel verschuivingen in de tijd plaatsvinden. De overige investeringen betreffen reguliere vervanging van inventaris en materieel.

In de begroting is de vooruitbetaalde huur voor het Gymnasion (Heyendaalseweg 141 te Nijmegen) opgenomen onder de vorderingen. Een aanvullende betaling van de huur verklaart de stijging van de vorderingen in 2019. Met de ingang van een nieuw huurcontract in 2017 krijgt de vooruitbetaalde huur een langlopend karakter, waardoor de vooruitbetaalde huur in de realisatie 2017 wordt gepresenteerd onder de financiële vaste activa.

De liquide middelen-positie blijft in de hele planperiode duidelijk boven de met de Raad van Toezicht afgesproken ondergrens van € 15 miljoen.

Door de positieve resultaten stijgt het eigen vermogen. Gesplitst naar componenten is de ontwikkeling als volgt:

  • De publieke bestemmingsreserve HAN Masterprogramma’s is bedoeld om verliezen veroorzaakt door kosten van accreditaties op te kunnen vangen.
  • De private reserve wordt gevormd uit resultaat deelnemingen, resultaat derde-geldstroom- activiteiten en resultaat onbekostigde HAN-masterprogramma’s. Door de winstgevendheid in de planperiode laat deze reserve een stijging zien.
  • De afname van voorzieningen van 2017 naar 2018 wordt met name veroorzaakt door onttrekking aan de voorzieningen onderhoud en sociaal beleid. In de jaren daarna wordt er een stabiel niveau verwacht.
  • De afname van de langlopende schulden wordt veroorzaakt door aflossing conform het bestaande aflossingsschema van de leningen met de gemeente Arnhem en het ministerie van Financiën. Er worden in de planperiode geen nieuwe leningen aangetrokken.

18.4. Geconsolideerde exploitatierekening 2017 tot en met 2022

De Rijksbijdrageberekening is gebaseerd op de laatste prijsinformatie en studentaantallen zoals verwerkt in de meerjarenraming. Voor de collegegelden geldt hetzelfde. Baten werk derden en overige baten blijven de komende jaren op niveau.

In 2019 is het OCW-macrobudget per saldo circa € 40 miljoen lager dan in 2018 door de verdere doorwerking van de bezuinigingsreeks uit het Regeerakkoord Rutte-II (circa – € 10 miljoen ten opzichte van 2018) en vooralsnog geraamde verdere daling van het totaal aantal ingeschreven hbo-studenten. Vanaf 2019 stijgt de Rijksbijdrage door het beschikbaar komen van de studievoorschotmiddelen.

De loonkosten ontwikkelen zich in lijn met de personeelsaantallen, waarbij rekening is gehouden met periodieken. Voor wat betreft externe factoren (cao, werkgeverslasten, ABP-premie) wordt ervan uitgegaan dat eventuele stijgingen door toekenning van loon- en prijscompensatie worden gecompenseerd (0-effect).

De afschrijvingen en de huisvestingslasten lopen op door de tenuitvoerlegging van de strategische investeringsagenda. De stijging van de overige lasten van 2017 naar 2018 wordt grotendeels veroorzaakt door de uitvoering van de strategische investeringsagenda, oplopende NVAO-NQA- kosten ten behoeve van de accreditaties, een toename van de kosten voor leermiddelen/ studentenvoorzieningen en een toename van de doorsluisgelden door groei van de masteropleidingen Physician Assistent en Advanced Nurse Practice.

De lasten financiële bedrijfsvoering dalen door de reguliere aflossing op de langlopende schulden waardoor minder rente hoeft te worden betaald.

18.5. Toelichting op de financiële kengetallen

Zoals aangegeven in de inleiding van deze paragraaf, wijken zowel het werkelijke resultaat 2017 als de balansposities 2016 in positieve zin af van wat in de prognose 2017 was aangenomen. De in deze paragraaf verwerkte toelichting op de begroting en meerjarenraming zijn gebaseerd op wat is opgenomen in de HAN-begroting 2018.

Ratio's

De HAN hanteert een binnen het hbo gebruikelijke solvabiliteitsratio 1 van 35% (streefwaarde). De Onderwijsinspectie gaat uit van solvabiliteitsratio 2 met een ondergrens van 0,3. Mede door de voortdurend positieve resultaten in de planperiode lopen deze beide ratio’s op. Hbo-breed zijn de laatst bekende waarden (2016) voor solvabiliteit 1 43,9% en 49,3% voor solvabiliteit 2.

De liquiditeit (current ratio) blijft conform het door de HAN gevoerde beleid om niet meer dan noodzakelijke liquiditeit aan te houden, onder de hbo-norm van 1,0 maar wel boven de signaleringsgrens van 0,5 van de Onderwijsinspectie.

In haar treasury-policy (vernieuwd in 2016) hanteert de HAN een streefwaarde van € 6 miljoen (3% van de Rijksbijdrage) als minimaal aan te houden liquide-middelenpositie. Gezien de vele externe onzekerheden (korting Rijksbijdrage in verband met aanpassing referentieraming, toekenning studievoorschotmiddelen, onzekere situatie over pensioenlasten ABP) heeft het College van Bestuur in 2016 met de Raad van Toezicht afgesproken om de ondergrens van aan te houden liquide middelen te verhogen naar € 15 miljoen. Deze ondergrens wordt in de hele planperiode niet onderschreden.

De huisvestingsratio blijft ondanks de tenuitvoerlegging van de strategische agenda in de hele planperiode onder het maximum van de Onderwijsinspectie. Door de positieve rentabiliteit blijft ook de ratio voor weerstandsvermogen boven de signaleringswaarde van de Onderwijsinspectie.

18.6. Strategische plannen huisvesting, ICT, HR en marketing

De kosten en uitgaven verbonden aan de uitvoering van de meerjarige strategische investeringsagenda zijn verwerkt in deze begroting en de daarbij horende meerjarenraming. In totaal gaat het hierbij om ruim € 31 miljoen investeringen in materiële vaste activa en ruim € 13 miljoen ‘investeringen’ via de exploitatierekening over de periode 2017-2022.

De (extra) inzet (van middelen) op de ondersteunende beleidsvelden (met name huisvesting, ICT, HR, marketing en internationalisering, maar ook op kwaliteitszorg, onderwijsregelingen en dergelijke) is afgeleid van de inhoudelijke ambities van het instellingsplan. Daarbij is een integrale afweging en inzet van de ondersteunende activiteiten van belang, ook omdat de investeringsruimte begrensd is.

Het nemen van weloverwogen beslissingen over de investeringen vereist een helder meerjarenperspectief. Het gaat dan enerzijds om de ontwikkeling van de meerjarige financiële positie van de instelling en de daaruit voortvloeiende beschikbare investeringsruimte. Anderzijds betreft het de meerjarenplanning van de investeringen in hun onderlinge samenhang en de daaruit voortvloeiende investeringsbehoefte. De uitwerking van de strategische plannen in tactische uitvoeringsplannen kan nog leiden tot verschuivingen in de tijd.

Naast investeringen zijn in de meerjarige strategische investeringsagenda ook besparingen opgenomen. Realisatie van deze besparingen is gekoppeld aan de tactische uitvoering van de strategische agenda. De uitwerking hiervan, inclusief her-inzet van bespaarde middelen is gekoppeld aan nog te nemen afzonderlijke CvB-besluiten en is daarom nog niet in de begroting 2018 en de daarbij horende meerjarenraming verwerkt. Aannemende dat de besparingen volledig worden geherinvesteerd, zal dit geen financiële consequenties hebben.

18.7. Exploitatierekening

Met een winst van € 12,0 miljoen is het 2017-resultaat € 14,7 miljoen positiever dan begroot (€ 2,7 miljoen verlies). Daardoor is de financiële positie van de HAN in 2017 verbeterd. De positieve resultaatontwikkeling in 2017 zorgt voor een hogere solvabiliteit en liquiditeit. Dat betekent dat er een basis is gelegd om eventuele tegenvallers te kunnen opvangen. Voor 2018 is op basis van de huidige inzichten de verwachting dat het resultaat positief zal zijn. Hetzelfde geldt voor de resultaten in de meerjarenraming 2019-2022. De HAN werkt in 2018 verder in het licht van de doelen van het instellingsplan. In het instellingsplan is de driehoek onderwijs, onderzoek en werkveld centraal gesteld en wordt professionals governance als middel ingezet. Het HAN MT heeft op basis van het instellingsplan en de daarbij horende DIN 2016-2020, met inachtneming van de lopende initiatieven en ontwikkelingen in 2017, de bestaande doelstellingen geactualiseerd.

De doelen voor 2018 zoals verwoord in de kaderbrief 2018, zijn:

  • instituten zijn dragende entiteiten; organisatieontwikkeling 2020;
  • realiseren van professionals governance en accountability;
  • diensten en systemen ondersteunen ambities;
  • docentkwaliteit op orde;
  • beter onderwijs werkend lerenden;
  • onderzoek is gecentreerd rondom de zwaartepunten;
  • studentbegeleiding is integraal onderdeel van het onderwijs en er is een grote studentbetrokkenheid;
  • kostenbewustzijn en efficiency.

Op HAN-niveau is in de begroting, conform de kaderbrief 2018, budget gereserveerd voor de ontwikkeling van zwaartepunten, het programma Deeltijd en, in het kader van sociaal beleid, voor eventuele niet-herplaatsbare medewerkers. De meerjarenraming 2019 laat door twee oorzaken een lager resultaat zien dan de andere jaren:

  • De Faculteit Techniek heeft gelden voor het Centre of Expertise ACE in 2017 en 2018 ontvangen en verantwoord. De daarbij horende activiteiten worden pas in 2018 en 2019 uitgevoerd en leiden dan op facultair niveau tot een verlieslatende begroting.
  • Vooruitlopend op de oplopende studievoorschotmiddelen handhaaft de Faculteit GGM, ondanks dalende studentaantallen, een stabiel personeelsbestand, wat in 2019 leidt tot een facultaire verliesbegroting.

De meerjarenramingen 2020-2022 laten positieve resultaten zien. Uitgangspunt hierbij is de ontwikkeling van de studentaantallen, die de basis vormen voor de meerjarenramingen met betrekking tot de ontwikkeling van de baten en lasten.

De ruimte die ontstaat in het meerjarenperspectief door het opnemen van de studievoorschotmiddelen in de Rijksbijdrage is indicatief vertaald in een uitbreiding van de formatie bij vooral het onderwijzend personeel en in mindere mate het ondersteunend personeel. Tevens worden de extra middelen ingezet voor de uitvoering van de strategische investeringsagenda.

Rapportage aanwezigheid en werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem

Voor de rapportage over het risicobeheersings- en controlesysteem verwijzen wij naar paragraaf 17 Risicomanagement.

Rapportage toezichthoudend orgaan

Voor de rapportage toezichthoudend orgaan verwijzen wij naar paragraaf 11 Verslag Raad van Toezicht.

Volgende19Financiële instrumenten